Levenslang voor Ethiopisch-Nederlandse oorlogsmisdadiger Eshetu A.

De spanning is voelbaar op de volle publieke tribune als na een jarenlang strafrechtelijk onderzoek en de nodige vertraging de rechtbank in Den Haag op vrijdag 15 december uitspraak doet in de zaak tegen de Ethiopische Nederlander Eshetu A. Het eerste dat de rechters benadrukken is dat ze het betreuren dat de verdachte en zijn advocaten niet aanwezig zijn. Eshetu A. wordt beschuldigd van oorlogsmisdrijven, hetgeen zulke ernstige feiten zijn dat ze veertig jaar later in Nederland vervolgd kunnen worden, stelt rechtbankvoorzitter Mariette Renckens.

Dit proces draait om een reeks samenhangende misdrijven die in 1978 plaatsvonden in de Ethiopische provincie Gojjam, waar Eshetu A. de macht had als permanente vertegenwoordiger van de Derg, de marxistische junta die het land met ijzeren hand regeerde. Tijdens de rode terreur werd met ‘geweld ieder verzet de kop ingedrukt,’ aldus de rechtbank.

Op de middelbare school van Debre Marcos, de provinciale hoofdstad van Gojjam, werden in februari 1978 leerlingen en docenten gedwongen om op te biechten dat zij lid waren van de oppositionele Ethiopian People’s Revolutionary Party (EPRP). De rechtbank stelt dat Eshetu A. hierbij de leiding had en tijdens de dagen dat hij aanwezig was toespraken hield om mensen over te halen zich aan te geven omdat hen dan ‘niks’ zou overkomen. Vervolgens werden echter ruim driehonderd mensen afgevoerd, onder onmenselijke omstandigheden vastgezet en van hun vrijheid beroofd.

Om de politieke gevangenen te verhoren liet Eshetu A. speciale rechercheurs uit Addis Abeba komen. Als mensen niet de juiste antwoorden gaven, werden zij op gruwelijke wijze gemarteld. Een van de methoden bestond uit het vastbinden van de handen, die achter hun rug werden vastgebonden, waarna de slachtoffers aan het plafond werden opgehangen en over het hele lichaam werden geslagen, vooral op hun voeten, die eveneens vastgebonden waren, zo legt de rechtbank uit. Een van de slachtoffers, Melaku, is doodgemarteld.

In augustus 1978 stuurde Eshetu A. brieven, door hem ondertekend en met zijn stempel, naar de gevangenisdirecteuren met de opdracht ‘revolutionaire maatregelen’ te nemen tegen gevangenen op deze lijsten. Dit was junta-jargon voor: executie. Zeker 75 gevangenen zijn op last van Eshetu A. met touwen gewurgd. Ook stuurde de verdachte schriftelijke opdrachten om 240 anderen gevangenisstraffen, inclusief politieke indoctrinatie en zware arbeid, op te leggen. De rechters houden de verdachte verantwoordelijk voor al deze gruwelijkheden en stellen dat Eshetu A. schuldig is aan oorlogsmisdaden.

De rechtbank acht het ‘onwaarschijnlijk’, zoals de verdediging had betoogd, dat brieven en lijsten zouden zijn vervalst of gemonteerd. Er is geen reden om te twijfelen aan de ‘authenticiteit’ van de documenten die door Eshetu A. zijn ondertekend. Niet alle, maar wel een deel van de getuigenverklaringen geldt als bewijs.

Vijf slachtoffers krijgen een schadevergoeding. Omdat de oude wet die van toepassing is niet voorziet in schadevergoeding voor nabestaanden, werd mevrouw Sebene Ademe, het zesde slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard. (De schadevergoeding is overigens een minimaal bedrag: 500 gulden, omgerekend 226,89 euro.)

Volgens de rechters heeft Eshetu A. op een ‘kille en berekende manier’ de slachtoffers van hun rechten beroofd: het recht op vrijheid, het recht niet te worden gemarteld en het recht op leven. ‘Met zijn daden heeft hij slachtoffers, hun families en nabestaanden veel leed berokkend,’ aldus de rechtbank. De geëxecuteerde gevangenen zijn op ‘gruwelijke wijze gedood.’ Mensen hebben tijdens de martelingen ‘onbeschrijfelijke pijnen’ moeten doorstaan. Allen hebben ‘doodsangsten’ doorgemaakt. Ook benadrukt de rechtbank dat velen jongeren onder de achttien jaar waren.

Een straf van twintig jaar betekent dat Eshetu A. over elf jaar vrij zou zijn, hetgeen de rechters ‘volstrekt onacceptabel’ achten. Alleen levenslang is de straf die ‘recht’ doet aan misdrijven die door de verdachte zijn gepleegd, stelt de rechtbank. Ook telt mee dat de verdachte ‘geen spijt’ heeft getoond. Integendeel, hij houdt de EPRP nog steeds verantwoordelijk voor de ellende indertijd in Ethiopië.

Als de rechtbank de laatste woorden heeft uitgesproken, springt een slachtoffer op. ‘Gerechtigheid,’ roept Negus Temesgen, die was speciaal voor het vonnis uit het Verenigd Koninkrijk is overgekomen. ‘Kijk naar mij. Ik ben een overlevende,’ zegt hij tegen de bezoekers op de publieke tribune. ‘Ik was pas vijftien jaar toen ik vast werd gezet door deze duivelse man. Maar liefst 2,5 jaar heb ik gevangen gezeten in Gojjam. Ik heb het overleefd omdat ik jong was,’ vertelt hij later in de hal van de rechtbank. ‘Het vonnis is een enorme opluchting. Een mijlpaal. Veertig jaar hebben die vreselijke ervaringen op mij gedrukt. Maar nu kan ik het afsluiten,’ glimlacht hij.

Voor achtergronden over de zaak en het Nederlandse vervolgingsbeleid: https://www.groene.nl/artikel/we-houden-ons-stoepje-schoon

 

Over de auteur

Tjitske Lingsma is freelance journalist en auteur. Ze schrijft over 'international justice' voor onder andere Wordt Vervolgd en De Groene Amsterdammer. Haar boek 'All Rise’, over het Internationaal Strafhof, verscheen najaar 2017 ook in het Engels. Eerder publiceerde ze ‘Het Verdriet van Ambon’.
Andere bijdragen door

15

12 2017

Your Comment


Over De Zaak

Weblog over rechtszaken met internationale dimensies, waaronder zaken van het Internationaal Strafhof en andere internationale gerechtshoven.

 

De Zaak draait op WordPress MU. Gebaseerd op Yashfa ver. 1.7 door WP GPL
Entries (RSS) and Comments (RSS).